Het patentrecht is een prachtige uitvinding in het rechtstelsel. Het heeft tot doel innovatie te bevorderen door bedenkers van iets nieuws een aantal jaren het exclusieve voordeel te gunnen van hun uitvinding. Daardoor kunnen tijd en geld worden terug verdiend zonder dat men bang hoeft te zijn dat iemand anders er met het resultaat vandoor gaat. Het voordeel dat voorvloeit uit het uitoefenen van dit exclusieve recht is een belangrijke motivatie voor mensen en bedrijven actief met R&D bezig te blijven.
Er zijn ook nadelen aan verbonden. Doordat het patentrecht per land of regio verschilt, ontstaan er vaak problemen. Zo is het in Europa niet eenvoudig om software te patenteren. De discussie gaat vaak over de vraag in hoeverre zaken als computerprgramma’s, bedrijfsprocessen en methoden maar ook wiskundige bewerkingen überhaupt patenteerbaar zijn. Het antwoord in Europa daarop is ‘nee’, maar lijkt het een ‘nee, tenzij’ te worden; het laatste woord is daarover in de EU nog niet gesproken. Het uitgangspunt hierbij is dat de vinding een technische oplossing moet zijn die iets nieuws toevoegt dat niet onder de noemer triviaal valt. Dit levert nogal eens wat stof tot discussie op.
In de Verenigde Staten is het antwoord ‘ja’ met langzamerhand een aarzelend ‘tenzij’. Hier is het mogelijk patent aan te vragen op ideeën. Van het winkelwagenicoontje, het zandlopericoontje, de pop-up window, het e-book etc. Ook het idee van het one-click-shopping dat Amazon patenteerde en daarmee concurrent Barnes& Nobles wegblies op op-line verkopen is zo’n voorbeeld terwijl ook Dell veel patenten genomen heeft op zijn directe manier van verkopen.
Het probleem voor specifiek software is dat soms onwaarschijnlijk kleine details van programmatuur worden gepatenteerd. Het resultaat van de patentwetgeving in de Verenigde Staten is dat er ongelooflijk veel rechtzaken zijn omdat er in nieuwe software vrijwel altijd onderdelen te vinden die reeds voor andere programmatuur is gepantenteerd. In totaal zijn er inmiddels rond de 200.000 softwarepatenten uitgegeven door de US patent office. Het is een geweldige business voor grote bedrijven en advocaten. Door kleine stukjes, schijnbaar triviale, softwarecode te patenteren, vertraag je de concurrentie of sluit ze zelfs uit. Daarmee is het patentrecht verworden tot een middel om monopolie-achtige positities te creëren en te handhaven. Immers, je dwingt de concurrentie tot extra inspanningen om een fucntionaliteit te bereiken waarvoor reeds een oplossing bestaat. Het alternatief is het nemen van een licentie op patenten van hun concurrenten. Voor bedrijven als IBM, dat een enorm aantal patenten heeft, is het een zeer substantiële bron van inkomsten. Er zijn zelfs bedrijven die zich volledig toeleggen op het opkopen en vermarkten van patenten; de zogenaamde patenttrolls. Vooral opkomende bedrijven hebben er vaak last van. Zo verklaarde Bill Gates begin jaren ´90 nog dat softwarepatenten contraproductief waren en software-innovatie bemoeilijkten.
De mening hierover binnen Microsoft is duidelijk veranderd getuige de onlangs gesloten patentdeal met HTC over het gebruik van architectuur en interface op de Android-smartphone. Zo kun je aan je concurrent verdienen en hem controleren. Het is exemplarisch voor de softwareindustrie van vandaag waar de kosten aan gespecialiseerde patentadvocaten en proceskosten die van de R&D lijken te overtreffen.
Deze column is eerder verschenen in AppWorks.